Bijgewerkt op 8 augustus 2023
Wat betekent ‘eiwit in de urine’?
Eiwit in de urine betekent meestal dat er iets met de nieren aan de hand is. Normaal gesproken zitten er in de urine niet of nauwelijks eiwitten. Dat komt omdat eiwitten grote moleculen zijn. Ze kunnen daarom het nierfilter niet passeren en komen dus niet in de urine terecht. Bij een beschadiging van het nierfilter kunnen eiwitten wel in de urine terecht komen. Dit kan eenvoudig worden gemeten in de urine.
Albumine is een van de kleinste eiwitten die in ons bloed zitten. Bij een beginnende beschadiging van de nieren zal albumine daarom als eerste gaan ‘lekken’ naar de urine. Als een geringe hoeveelheid albumine in de urine kan worden gemeten wordt gesproken van een ‘microalbuminurie’. Uit onderzoek is gebleken dat een dergelijke microalbuminurie een risicofactor is voor het ontstaan van hart- en vaatziekten.
Bij een flinkverhoogd eiwitgehalte van de urine gaat de urine schuimen.
Bij welke aandoeningen komt het voor?
Er zijn veel aandoeningen waarbij het eiwit gehalte in de urine verhoogd kan zijn. Deze aandoeningenkunnengrofweg worden onderverdeeld in drie oorzaken:
- Lekkage van de nierfilters door een nierziekte:Voorbeelden zijn hoge bloeddruk (hypertensie), ontsteking van de nierfilters (glomerulonefritis), syndroom van Goodpasture, ziekte van Wegener, ziekte van Kahler, en sarcoïdose. Daarnaast kan beschadiging van de nierfilters optreden ten gevolge van het gebruik van bepaalde geneesmiddelen. Een bekend voorbeeld is het gebruik van pijnstillende en ontstekingsremmende middelen als diclofenac (Voltaren);
- Verhoogde hoeveelheid eiwitten in het bloed, bijvoorbeeld door het eten van grote hoeveelheden vlees of het gebruik van eiwitten als voedingssupplement (sporters, bodybuilders);
- Door verminderde heropname van eiwitten in de nierbuisjes, bijvoorbeeld bij het Fanconi-syndroom.
Een uitgebreidoverzicht van oorzaken is onderaan deze pagina weergegeven.
Hoe wordt het eiwit gehalte vande urine bepaald?
Het eiwit gehalte van de urine kan eenvoudig bepaald worden met behulp van een zogenaamde ‘dipstick’. De urine wordt in een potje opgevangen. De dipstick wordt vervolgens gedurende enkele seconden in de urine gehouden en de uitslag is af te lezen aan de kleurverandering van de dipstick. Dit onderzoek kan bijde huisarts worden gedaan maar het is tegenwoordig ook mogelijk dit zelf te doen. Dergelijke zelftests voor het bepalen van de hoeveelheid eiwit in de urine zijn commercieel verkrijgbaar.
Om een nauwkeurige bepaling te doen van de hoeveelheid eiwitten die per dag via de urine wordt uitgescheiden is het nodig om de urine die in 24 uur wordt geproduceerd op te vangen. In het laboratorium kan dan bepaald worden hoeveel eiwit er in zit.
Wat is de behandeling?
De behandeling van een verhoogd eiwit gehalte in de urine bestaat in de eerste plaats uit behandeling van de onderliggende ziekte.
Wanneer wordt het bepaald?
Als een patiënt zich bij de arts meldt met klachten die kunnen wijzen op een nierziekte zal de arts de urine laten onderzoeken op de aanwezigheid van eiwitten. Een duidelijke aanwijzing voor het bestaan van eiwitten in de urine is de aanwezigheid van een laag schuim opde urine.
Wat is de normaalwaarde voor eiwit in de urine?
Normale urine bevat minder dan 30 milligrameiwit per dag.
Microalbuminurie en proteïnurie
Als de hoeveelheid eiwit in de urine van een hele dag tussen de 30-300 milligram is wordt gesproken van een licht verhoogde hoeveelheid eiwit in de urine, of ‘microalbuminurie’. Is de hoeveelheid eiwit in de 24-uurs urine hoger dan 300 milligram dan wordt gesproken van proteïnurie.
Is het ernstig?
De aanwezigheid van eiwitten in de urine kan wijzen op een aandoening van de nieren. Dat zal verder uitgezocht moeten worden omdat de nieren een belangrijke rol spelen bij het verwijderen van afvalstoffen uit ons lichaam. Als mensen langdurig slecht werkende nieren hebben moeten die afvalstoffen op een andere manier uit het lichaam worden verwijderd. Meestal gebeurt dit met nierspoelingen(hemodialyse).
Verhoogd risico op hart- en vaatziekten
Een verhoogd eiwit gehalte in de urine verhoogt het risico op het krijgen van een aandoening van het hart. Het gaat dan om zogenaamde coronaire hartziekten. Dat zijn ziekten die ontstaan doordatde kransslagaders van het hart zijn aangetast, zoals angina pectoris en hartaanval.
Wat kan ik zelf doen?
Zelf bepalen van de hoeveelheid eiwit in de urine is mogelijk met behulp van een zelftest voor eiwit in de urine. Een dergelijke zelftest maakt gebruik van zogenaamde ‘dipsticks’. Bij een verhoogde hoeveelheid eiwit in de urine moet de huisarts geraadpleegd worden. Deze kan verder onderzoek doen naar de onderliggende oorzaak.
Zelftests voor eiwit in de urine zijn al voor rond de 10 euro verkrijgbaar. Een veel gebruikte test is de Totaal-Check Urinewegtest, die online te koop wordt aangeboden. De Totaal-Check Urinewegtest bevat drie dipsticks. Je kunt de urine er dus driemaal mee testen. Wil je vaker testen, dan ben je voordeliger uit met Uri-Screen Smart 10. Eén verpakking kost rond de 20 euro en bevat 100 tests.
Wat kan de dokter doen?
Bij een verhoging van het eiwitgehalte in de urine zal de arts verder onderzoek doen naar het bestaan van een nierziekte.
Wat is de behandeling?
De behandeling van een verhoogd eiwit gehalte in de urine bestaat in de eerste plaats uit behandeling van de onderliggende ziekte.
Overzicht van oorzaken voor eiwit in de urine (proteïnurie)
Veel voorkomende oorzaken (>1.000/jaar)
- blaasontsteking (acute cystitis) – 47.250
- zware lichamelijke inspanning – 18.000
- nierziekte door suikerziekte (diabetische nefropathie) – 7.200
- inspanningsgebonden proteïnurie – 4.950
- zwangerschapsvergiftiging (pre-eclampsie) – 4.095
- hoge bloeddruk (hypertensie) – 2.800
- ontsteking van het nierweefsel (acute tubulo-interstitiële nefritis) – 2.340
- uitdroging (dehydratie) – 2.250
- normaal verschijnsel (fysiologisch) – 1.815
- zwangerschap (graviditeit) – 1.290
Regelmatigvoorkomende oorzaken (100<>1.000/jaar)
- HELLP-syndroom – 917
- reuma (reumatoïde artritis) – 865
- retrograde ejaculatie – 690
- gebruik van Avastin (bevacizumab) – 618
- ziekte van Henoch-Schönlein (purpura van Henoch-Schönlein)–516
- gebruik van enalapril (Renitec) – 500
- nierbekkenontsteking – 426
- gebruik van diclofenac – 400
- trombose van de nierader (niervenetrombose) – 324
- cholesterolpropjes die vastlopen in de nieren (cholesterolembolieën in de nier) – 287
- ziekte van Kahler (multipel myeloom) – 275
- ontsteking van de nieren bij SLE (lupus nefritis) – 236
- afsterven van nierweefsel door slechte doorbloeding (nierinfarct) – 183
- ziekte van Berger (IgA nefropathie) – 174
- eiwitrijke voeding (eiwitrijk dieet) – 143
- eclampsie – 136
- minimal change disease – 133
- gebruik van eiwit verrijkte voedingssupplementen – 114
- focale segmentale glomerulosclerose – 108
- gebruik van heroine – 100
- gebruik van lithium – 100
Zeldzame oorzaken (<100/jaar)
- Benign orthostatic (postural) proteinuria – 96
- SLE (lupus) – 77
- nierfilterontsteking na infectie met streptococ-bacterie (acute poststreptokokkenglomerulonefritis) – 72
- ziekte van Wegener (granulomatose met polyangiitis) – 70
- erfelijke cystenieren (dominant overerfbaar) – 69
- ziekte van Waldenström (macroglobulinemie vanWaldenström) – 65
- syndroom van Goodpasture – 63
- interstitiele nefritis / tubulointerstitiele nefritis – 56
- nierbekkenontsteking met granulomen (xanthogranulomateuze pyelonefritis) – 54
- microscopische polyangiitis – 36
- primaire amyloïdose– 29
- membraneuze glomerulonefritis– 29
- mesangiale proliferatieve glomerulonefritis– 28
- sarcoïdose– 27
- tubulointerstitiële nefritis met uveïtis – 26
- syndroom van Sjögren – 23
- syndroom van Eisenmenger – 23
- hydropssyndroom bij de moeder (maternaal hydropssyndroom) – 23
- syfilis – 21
- IgM nephropathy – 17
- membranoproliferatieve glomerulonefritis– 17
- dunne glomerulaire basaalmembraan – 15
- syndroom van Alport – 12
- ziekte van Weil (leptospirose) – 12
- ziekte van Fabry (alfa-galactosidase A deficiëntie) – 11
- gebruik van Roaccutane (isotretinoïne) – 11
- Middellandse zeekoorts (familiaire mediterrane koorts) – 10
Zeer zeldzame oorzaken (<10/jaar)
- molazwangerschap (mola hydatidosa) – 9
- familiaire amyloïdose van de nier (familiaire renale amyloïdose) – 9
- hantavirus-infectie – 9
- sikkelcelziekte – 8
- blaasschistosomiasis – 7
- poststreptokokkenglomerulonefritis – 7
- gebruik van quinapril – 6
- gebruik van ramipril – 6
- gebruik van goudpreparaten – 6
- afstotingsreactie na niertransplantatie – 6
- light chain deposition disease – 5
- cryoglobulinemie type II – 5
- HIV-infectie – 5
- syndroom van Fanconi – 4
- cryoglobulinemie type III – 3
- membranoproliferatieve glomerulonefritis type II – 3
- gebruik van Rapamune (sirolimus) – 3
- chronische lymfocytaire leukemie – 3
- fistel tussen dikke darm en blaas (vesicocolische fistel) – 2
- cryoglobulinemie type I – 2
- notenkraker syndroom – 2
- nagel-patella syndroom (hereditaire onycho-osteodysplasie) – 2
- glycogeenstapelingsziekte type 1 – 2
- tekort aan coenzym Q10 (coenzym Q10 deficiëntie) – 2
- Afrikaanse slaapziekte (trypanosomiasis) – 1,4
- essentiële cryoglobulinemische vasculitis – 1,2
- vergiftiging met stekelpapaver (Argemone mexicana-vergiftiging) – 0,9
- gebruik van Afinitor (everolimus) – 0,7
- syndroom van Imerslund-Gräsbeck – 0,7
- erfelijke amyloïdose van de nier (hereditaire renale amyloïdose) – 0,7
- aangeboren nefrotisch syndroom (congenitaal nefrotisch syndroom) – 0,6
- syndroom van Denys-Drash – 0,6
- syndroom van Barakat – 0,6
- syndroom van Galloway Mowat – 0,5
- syndroom van Muckle-Wells – 0,3
- nefronoftise – 0,3
- syndroom van Lowe (oculocerebrorenaal syndroom van Lowe) – 0,3
- lassakoorts – 0,2
- tekort aan het enzym prolidase (prolidase deficiëntie) – 0,2
- (gedeeltelijk)tekort aan het enzym lecithine cholesterol acyltransferase – 0,2
- gebruik van Votubia (everolimus)– 0,1
- syndroom van Senior–Løken type 5 – 0,1
- ebola – 0,002
Engelse vertaling
Verder lezen / Referenties
- V Perkovic, C Verdon, T Ninomiya, F Barzi, A Cass, A Patel, et al. ‘The relationship between proteinuria and coronary risk: a systematic review and meta-analysis’.’, gepubliceerd in PLoS Med. 2008;5(10):e207.
Synoniemen
Andere namen voor eiwit in de urine zijn eiwit in urine, eiwitten in urine, eiwitverlies in de urine, proteinurie, verhoogd eiwit in de urine, verhoogd eiwit gehalte in de urine, verhoogd eiwitgehalte in de urine, hoog eiwitgehalte in de urine, teveel eiwit in de urine, teveel eiwitten in de urine, te veel eiwit in urine, en eiwitten in de urine.